Opdracht boek

opdracht 1:

1

  • Geen oorlog
  •  geen christenvervolging
  •  je mening mogen uiten
  • We kunnen naar school
  • We kunnen naar de kerk zonder dat we worden vervolgt

2

  • Dan zou het een chaos worden
  • Dan zou het een drukte worden

3

  • Ik voel me vrij en ik weet geen regels die mij beperken

Opdracht 2:

Het tweede plaatje met de auto’s, omdat ze daar allemaal doen waar ze zin in hebben. Er zijn dus geen verkeersregels/borden om je er aan te houden.

 

 

Opdr.3

  1. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
  2. Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.
  3. Gij zult den Naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de Heere zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.
  4. Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heere den sabbatdag, en heiligde denzelven.
  5. Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere uw God geeft.
  6. Gij zult niet doodslaan.
  7. Gij zult niet echtbreken.
  8. Gij zult niet stelen.
  9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
  10. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.

Opdr.4

1 geen andere goden dienen                                                 2 dien de Heer

3 gebruik de naam van de heer niet als scheld woord      4 neem een dag rust

5 wees gehoorzaam aan je vader en moeder                    6 dood niemand

7 ga niet vreemd                                                                            8 niet stelen

9 je mag je naasten niet vals beschuldigen                         10 respect voor je naasten

 

 

Opdracht 5

  • Vuilnis maken
  • Een ander niet respecteren
  • Opscheppen
  • jaloers
  • Stelen
  • Uitschelden
  • Kapot maken
  • Echtbreuk
  • Doden

 

  1.